Met de stroom mee

Met grote ogen kijk ik naar mijn spiegelbeeld. Het bleke, bezweette gezicht dat angstig terugkijkt herken ik nauwelijks. Ben ik dat? Mijn linker ooglid trilt, als een kapotte TL buis die opflikkert in het donker.  Een oude zenuwtrek van jaren geleden. Ik haal diep adem en draai de kraan open. Met mijn handen vorm ik een kommetje waarmee ik het water van de wasbak richting mijn gezicht breng. Het koude vocht geeft heel even verlichting. Ik herhaal deze exercitie nog een keer of vijf tot ik weer enigszins helder kan denken. Wat gebeurt hier in vredesnaam allemaal?

“

Een half jaar geleden leek het nog de perfecte baan: huismeester bij het prestigieuze cosmetica- bedrijf van multinational S. Bubbelzee.  Manusje-van-alles was misschien een betere titel geweest, want de functie omvatte zowel het verzorgen van alle praktische en facilitaire werkzaamheden als ook alle ICT-gerichte zaken die zich voordeden binnen het pand. Nou was het niet zo dat huismeester worden mijn grote droom was hoor. Dat niet. Het aantrekkelijke van deze baan zat hem meer in het filiaal waar de functie vacant kwam: ‘t Zeephuis. Alsof er zojuist een vacature in het paradijs was opengesteld, zo voelde het.

‘t Zeephuis van S. Bubbelzee is namelijk hét filiaal waar de exclusieve, luxe zeeplijn “de Zeven Zonden” wordt ontwikkeld en verkocht. Ik ben geen metroman en zal het ook nooit worden, dus ik heb helemaal niets met deze dure geparfumeerde blokjes samengeperst vet en olie. Nee, het was meer het personeelsbeleid van het bedrijf wat mijn bijzondere aandacht had. Zoals in zoveel cosmeticabedrijven draait het ook in ‘t Zeephuis  allemaal om uiterlijk vertoon. ‘Schone schijn’ zou mijn moeder gezegd hebben als ze nu nog leefde. Meneer Bubbelzee stond er namelijk om bekend vooral te investeren in die mooie buitenkant van het bedrijf; het personeel was nu eenmaal het visitekaartje van zijn Zeven Zondenlijn. Vijfennegentig procent van zijn werkneemsters waren dan ook vooral dames. Zeer goed geproportioneerde dames. Nooit ouder dan dertig jaar en allen gezegend met een adembenemend uiterlijk en lichaam. Of het nu de directiesecretaresse was, de koffiedame of de accountmanager, het was duidelijk dat ‘representatief’  (en daarmee druk ik me heel genuanceerd uit) de belangrijkste voorwaarde was om bij meneer Bubbelzee’s bedrijf in dienst te mogen treden.  Mijn vrienden en ik grapten onderling vaak tegen elkaar ; “als het bij ‘t Zeephuis werkt, is het de moeite van een uitglijer waard.” Kortom, voor een single man zoals ik de ideale werkomgeving om mijn netwerk op zeer aangename wijze te vergroten zullen we maar zeggen. Ik twijfelde dan ook geen moment toen de vacature ‘huismeester’ werd opengesteld. Ik moest en zou mezelf binnen kletsen in wat toen nog het paradijs op aarde leek.

Februari 2012, zes maanden eerder……

Maandagmorgen, kwart over negen. Ik heb er zin in vandaag en het weer lijkt ook mee te werken; de lucht is strakblauw en het zonnetje doet al voorzichtig zijn werk. Normaal is mijn humeur op maandag niet om over naar huis te schrijven, maar deze morgen stap ik fluitend de deur uit. Ik mag op sollicitatiegesprek komen bij ‘t Zeephuis. Alleen al het idee dat ik straks heel even binnen mag kijken in deze wonderschone wereld, stemt mij vrolijk. Hoe het gesprek ook verloopt straks, wat de uitkomst ook zal zijn, ik weet nu al dat menig man jaloers op mij zal zijn als ik straks weer buiten sta. Het is een beetje alsof je op bezoek mag bij Hugh Hefner in zijn Playboy Mansion. Waarbij de medewerksters van ‘t Zeephuis waarschijnlijk wel iets stijlvoller gekleed zullen zijn. Maar toch. Waar ik normaliter enigszins nerveus ben voor een sollicitatiegesprek ben ik nu vooral enorm opgewonden. Alleen daarom al ‘hulde aan de bandplooibroek’. Het staat misschien wat oubollig, maar dit handige kledingstuk  voorkomt in ieder geval het risico dat een eventuele zichtbare erectie voor gênante situaties kan zorgen en daarmee mijn carrièreplanning in de war schopt. Want één ding staat wel als een paal boven water: ik moet en ik zal die baan krijgen!

Langeveld 66 b, hier moet het zijn. Even aarzel ik, dan bel ik toch maar aan. Direct bij het opengaan van de voordeur dank ik nogmaals god op mijn blote knietjes voor mijn kledingkeuze…een oogverblindende schoonheid stelt zich voor als Sonja en loopt me voor naar de wachtruimte bij de receptie. Als in een trance loop ik achter haar aan en terwijl ik me probeer mijn eigen naam weer te herinneren (Jezus, wat is ze mooi) word ik behoorlijk afgeleid door haar ritmisch wiegende heupen voor me. “Neemt u hier maar plaats, meneer Van der Kooij”. Sonja wijst op een comfortabele bank bij het raam. “De personeelsfunctionaris komt zo bij u”.  Maak vooral geen haast, denk ik bij mezelf. Het is alsof ik op een bankje zit voor de etalage van de snoepwinkel. Alle verhalen en geruchten die de ronde gaan over ‘t Zeephuis doen de waarheid eigenlijk maar weinig eer aan. De vrouwen die hier werken zijn stuk voor stuk prachtig, zo niet buitenaards mooi. Ik kijk mijn ogen uit. Plots hoor ik een ferme tred mijn kant op komen. Een streng uitziende man, in smaragdgroen pak nadert en steekt zijn hand naar me uit. “Stephan Engelbrecht, aangenaam kennis te maken. Loopt u met me mee?”

Van achter een kop koffie kijk ik naar de twee mannen tegenover mij. Stephan is de personeels-functionaris, belast met het hele personeelsbeleid binnen ‘t Zeephuis. Hij is tijdens het gesprek het meest aan het woord en maakt het me af en toe nog best moeilijk met zijn kritische vragen.  Toch denk ik dat ik wel aan zijn verwachtingen voldoe, want af en toe geeft hij mij een goedkeurend knikje en zie ik hem met een glimlach wat aantekeningen maken op mijn C.V. Ik kan niet precies aangeven wat het is, maar intuïtief merk ik aan zijn houding dat ik redelijk in de smaak val.

De andere man aan tafel is Simon.  Simon is op dit moment de huismeester bij ‘t Zeephuis, maar hij heeft een nieuwe uitdaging elders gevonden begrijp ik uit het gesprek, waardoor hij over een maand voor het laatst zal zijn. Nu maar hopen dat ik Simon’s opvolger mag zijn, denk ik bij mezelf terwijl ik verlekkerd langs hem heen kijk door het raam naar al het moois dat deze werkgever mij te bieden heeft. Ondertussen vertelt Simon met een monotone stem over de inhoud van de job en waar je allemaal tegen aan kunt lopen in de dagelijkse praktijk. Reuze interessant, ware het niet dat de bevallige Sandra die de koffie komt brengen net iets meer mijn aandacht trekt. Hierdoor krijg ik niet alles mee wat Simon te vertellen heeft.

Na ongeveer drie kwartier is het gesprek ten einde en word ik vriendelijk bedankt voor mijn tijd. Naar wat ik begrijp hoor ik binnen een week of ik uitgenodigd word voor een vervolggesprek. ”Kijk, daar hou ik van,  een bedrijf dat snel duidelijkheid verschaft”, denk ik nog als ik me richting de uitgang begeef.  Helaas is het niet die hete Sonja van vanochtend die met me meeloopt, maar Simon. Hij chaperonneert me naar de voordeur waar hij, terwijl hij de deur voor me openhoudt, plotseling mijn linkerarm stevig beetpakt. Doordringend kijkt hij me aan. Hij brengt zijn hoofd iets dichter bij de mijne en sist in mijn oor. “Doe het niet, hoor je me! Doe het niet, je gaat hier spijt van krijgen, geloof me”.  Ik ruk me los en doe verbaasd een stap achteruit waardoor ik buiten kom te staan. Nog voordat ik kan vragen wat dit allemaal te betekenen heeft, sluit Simon met een ferme klap de voordeur. Over een maandagochtendhumeur gesproken……

**

Vandaag is mijn eerste werkdag bij ‘t Zeephuis en ik ben warempel zenuwachtiger dan ik dacht. Een uur voor de wekker was ik al wakker en nu sta ik al een kwartier naar mijn kledingkast te staren, te verzinnen wat ik aan zal trekken. Tja, je wilt toch een goede eerste indruk maken bij je collega’s nietwaar? Na een stevig ontbijt en de nodige koffie, spring ik op de fiets en rijd naar kantoor. Op weg naar het paradijs!

“Sorry, Simon is er helaas niet om je in te werken”. Het waren niet de woorden die ik had verwacht toen ik vanochtend van huis ging. Maar Stephan wuift alle bezwaren weg en gaat mij voor richting mijn nieuwe werkplek. “Maak je niet druk”, zegt hij geruststellend als ik mijn wenkbrauwen vragend optrek. “Ook zonder Simon, vind jij je weg wel hier hoor. Dat weet ik zeker”. We gaan langs de receptie linksaf en nemen de trap naar beneden. Rechts is  het bedrijfsrestaurant zie ik en een stuk verder een aantal kasten. Wij gaan linksaf en Stephan wijst me op een grote stalen deur.

“Daar is de serverruimte”, hij houdt zijn pas even in. “Jij als huismeester bent de enige die hier toegang toe heeft. En meneer Bubbelzee zelf natuurlijk. Die wil straks trouwens ook nog even kennismaken als we hier klaar zijn”. Ik knik en kijk naar de imposante deur. Ik heb veel serverruimtes gezien, maar deze is wel heel goed beveiligd. Een beetje overdreven als je het mij vraagt. Ik loop door, achter Stephan aan. Dan dringen zijn woorden van zojuist plotseling tot mij door. Ik ga straks kennismaken met meneer Bubbelzee. Die had ik even niet zien aankomen. Deze eigenzinnige multinational staat bekend als mediaschuw en is daarmee tegelijkertijd ook een soort mythe geworden. Hij geeft geen interviews, treedt nooit naar buiten en alhoewel de paparazzi allemaal ontzettend hun best doen, is het er nog geen één gelukt een foto van deze man te maken. Voor de buitenwereld is hij slechts een naam. Beroemd en onzichtbaar, en daarmee dus zeer mysterieus en gewild bij veel vrouwen. Vreemd hoe zoiets werkt, denk ik lachend bij mezelf. Dagelijks sturen talloze bewonderaars hem fanmail en huwelijksaanzoeken en ze hebben geen idee hoe hij eruit ziet. Misschien is het wel een afzichtelijk klein mannetje met een kop vol wratten. Dat zou pas een bak zijn. Nog een paar minuten en dan weet ik het, dan mag ik de directeur zijn hand schudden. Een lichte opwinding maakt zich van mij meester.

“En hier is jouw kantoor”. De stem van Stephan onderbreekt mijn gedachten. Ik staar naar de glazen deur die toegang biedt aan een sober ingericht kantoor. Eigenlijk is het meer een hok, maar goed, het is wel voor het eerst in mijn carrière dat ik een eigen hok –eh, kantoor- heb, dus mij hoor je niet klagen. Op de rode vloerbedekking na is alles zwart. Een beetje aankleding zou geen kwaad kunnen, is het eerste dat bij me opkomt. “Je moet het zelf maar een beetje gezellig maken”, zegt Stephan, alsof hij mijn gedachten kan lezen. “Kijk jij even op je gemak rond, dan stuur ik zo Sascha om je naar meneer Bubbelzee te begeleiden. Hij verwacht je over 5 minuten op zijn kantoor”.

Sascha blijkt een roodharige schoonheid met benen waar geen eind aan lijkt te komen. Waar ik haar collega’s al meer dan prachtig vond, is deze dame gewoonweg perfect. Ik moet moeite doen om oogcontact te maken tijdens onze wandeling naar het kantoor van de directeur, want het liefst stuurde ik mijn ogen op onderzoek uit over de rest van haar lichaam. Maar omdat ik niet onbeschoft wil overkomen (in ieder geval niet op de eerste werkdag) blijf ik haar aankijken. Oké, af en toe werp ik een blik op haar borsten, maar voor de rest gedraag ik me voorbeeldig, al zeg ik het zelf. Bij het kantoor aangekomen, klopt ze tweemaal resoluut op de grote witte deur. “Binnen”, klinkt een donkere, rauwe stem. “Loop maar door”, Sascha knikt naar de deur en loopt weer weg. Voorzichtig duw ik de deur open en ik stap binnen in het meest bijzondere kantoor dat ik ooit heb gezien. Alles, maar dan ook alles is wit. De witte muren lijken als vanzelf over te gaan in het spierwitte plafond, langs de ramen hangen zware, witte gordijnen en direct links bij binnenkomst zie ik een grote witte vergadertafel  met acht roomwitte, glanzende stoelen.

De witte stoelpoten verdwijnen in het hoogpolige witte tapijt. Onwillekeurig check ik mijn schoenzolen op mogelijk aanwezig ongewenst materiaal. Het zou niet de eerste keer zijn dat ik mijn sporen naliet, bedenk ik me gegeneerd. Achter de grote witte tafel recht voor me zie ik de achterkant van een leren fauteuil. Langzaam draait de stoel mijn kant uit en tegen de tijd dat ik bij het bureau sta, kijk ik in de donkere ogen van meneer Bubbelzee.

Alhoewel ik natuurlijk niet wist wat ik had moeten verwachten, weet ik wel dat de man die nu tegenover me zit zeker niet in het plaatje past wat ik voor mezelf had geschetst. In die grote witte stoel zit een kleine, magere man met gitzwart haar en donkere kraaloogjes. Hij doet me een beetje denken aan Krimson, die mislukte boef uit de boeken van Suske & Wiske.  “Goedemorgen Serge, leuk je te ontmoeten”, zijn woorden blijven hangen in de lucht. Ik realiseer me dat ik hem waarschijnlijk heel schaapachtig sta aan te staren en probeer me te herstellen. “Goedemorgen meneer Bubbelzee. Aangenaam kennis te mogen maken”, hoor ik mezelf zeggen. De kraaloogjes nemen mij van top tot teen op en na wat voor mij een eeuwigheid lijkt klinken de verlossende woorden. “Neem plaats Serge”. Hij wijst op de witte stoel voor het bureau. Ik ga zitten en probeer mezelf een houding te geven. Er hangt een raar soort spanning in de lucht. Op de één of andere manier doet de hele situatie me aan mijn middelbare schooltijd denken. Het voelt alsof ik de klas ben uitgestuurd en nu vol spanning bij de rector zit te wachten op de straf die gaat komen.

“Welkom bij de familie, Serge”. Bubbelzee staat op, loopt om zijn bureau heen en komt achter me staan. “Ik hoop dat je snel je plekje zult vinden binnen ‘t Zeephuis. Je zult merken dat we een hele hechte ploeg hebben, ondanks de hoge personeelsdoorstroom die we hier kennen wordt ieder nieuw lid van de Zeephuisfamilie altijd met open armen ontvangen”. Ik knik beleefd. Het is algemeen bekend dat er geen medewerksters boven de 30 jaar bij ‘t Zeephuis werkten. En jong bloed in een bedrijf hou je alleen als er sprake is van actief personeelsbeleid op dat punt. “Ik verwacht van jou, net als van al mijn andere werknemers een inzet van tweehonderd procent”.  Ik voel een korte rilling als Bubbelzee zijn hand op mijn linkerschouder legt en een stukje naar voren buigt.  “Geef je over aan de Zeven Zonden jongen”, fluistert hij hees in mijn oor.   Ongemakkelijk ga ik wat verder in de stoel zitten.  Ik hoor aan zijn voetstappen dat hij weer terugloopt naar de andere kant van het bureau. Voor het raam blijft hij staan en kijkt naar buiten. Zonder verder nog naar mij om te kijken maakt hij een wuivend gebaar ten teken dat ik kan gaan. Voorzichtig sta ik op en schuifel richting de deur. Waar ik eerst niet kon wachten om dé grote Bubbelzee te onmoeten, is mijn eerste instinct nu vooral ‘wegwezen’! Weg uit deze ongemakkelijke situatie, weg uit deze witte kamer, weg hier! “Oh en Serge?” Bubbelzee draait zich om en kijkt me doordringend aan.

“Als ik je één tip mag geven? Maak niet dezelfde fout als Simon, beweeg gewoon met de stroom mee, wil je?” Vragend kijk ik hem aan, maar nog voordat ik iets kan zeggen is hij weer gaan zitten en drukt op de intercom. “Simone, wil jij mij alsjeblieft doorverbinden met Shanghai? Dank je wel lieverd”. Nog steeds enigszins verbaasd over het gesprek sluip ik de kamer uit.

***

Ik haast me terug naar mijn hok. Terug in mijn kantoor, plof ik op mijn bureaustoel neer en voel hoe de adrenaline langzaam mijn lichaam verlaat. Meneer Bubbelzee is zonder enige twijfel een fascinerende man en natuurlijk ben ik blij dat mijn nieuwsgierigheid bevredigd is (tenslotte is het maar aan weinigen voorbehouden de goede man in het echt te mogen ontmoeten) maar toch heb ik een onbehaaglijk gevoel overgehouden aan dit gesprek. Het was dan ook niet wat je noemt een alledaags gesprek. Wat zeg ik, gesprek? Het was eerder een monoloog. Nou ja goed, je hoort wel vaker dat rijke stinkerds eigenlijk rare snuiters zijn, dus Bubbelzee zal hier geen uitzondering op zijn. Veel tijd om er verder over na te denken heb ik ook niet, want de plicht roept. En aangezien er geen Simon is om mij in te werken, zal ik zelf mijn weg moeten vinden hier en dat lukt niet door de hele dag te gaan zitten dagdromen.

Ik roep mezelf tot de orde en ga achter mijn computer zitten die al aanstaat. Sascha was zo vriendelijk om op een briefje Simon’s oude inloggegevens te noteren, dus ik kan zonder moeite straks zijn gegevens wijzigen in die van mij zodat ik morgen zelf kan inloggen op het systeem. Ik scroll door de mappenstructuur en ontdek al snel dat Simon een ordentelijk man is. Alles is keurig en systematisch opgeborgen en voor elke procedure is wel een handboek terug te vinden. Zonder zijn aanwezigheid draagt hij toch een beetje bij aan mijn inwerkproces, denk ik glimlachend. Tegelijkertijd hoop ik dat hij deze week nog wel even zijn gezicht laat zien of dat anders één van de collega’s zijn telefoonnummer voor mij heeft, want het is toch wel handig om op detailniveau nog wat zaken door te spreken. Ik klik op de link systeembeheer. In het scherm wat nu verschijnt is te zien wie er vandaag allemaal ingelogd zijn op het systeem, zowel vanuit kantoor als vanuit huis. Er verschijnt een lijst van zestien IP adressen, de nummers van de computers die op dit moment ingelogd zijn op de interne server. Zestien werknemers van de 30 zijn vandaag aan het werk, of in ieder geval ingelogd. Rustige dag dus. Ik scroll de lijst even langs en denk aan de prachtige roodharige Sascha…zij is één van die zestien. Welk IP nummer zou bij haar horen? Ineens schrik ik op uit mijn gedachten. Er is iets heel raars aan deze lijst. Tussen die zestien nummers staat een compleet afwijkend IP adres. Ik laat mijn ogen nogmaals over de eerste rij nummers glijden.

198.168.1.1

198.168.1.2

198.168.1.3

198.666.1.1

198.168.1.4

198.168.1.5

198.168.1.6

198.168.1.7

198.168.1.8

Wat raar. Er staat hier volgens mij maar één server, dus in principe zouden alle nummers binnen het interne netwerk hetzelfde moeten zijn, het volgnummer uitgezonderd. Het lijkt erop alsof één van de computers gerouterd staat naar een andere server. Maar dat kan toch helemaal niet? Zonder er verder bij na te denken klik ik op het nummer 198.666.1.1. Bij de specificaties zie ik de naam “Simon van Haren” verschijnen. Verrek! Het is mijn computer. Om de één of andere reden sta ik op een andere server ingelogd.

Aangezien ik nogal praktisch ben aangelegd besluit ik niet op zoek te gaan naar de oorzaak, maar te kiezen voor de –hopelijk- makkelijkste weg. Ik klik het scherm weg, log uit en start opnieuw de computer op. Ik tik de login gegevens van Simon in en klik snel naar de link ‘systeembeheer’. Tot mijn opluchting staat er nu een keurige rij van elkaar opvolgende IP nummers. Geen idee wat er aan de hand was, maar alles staat nu weer zoals het hoort, denk ik bij mezelf. Ik zoek in de bovenliggende map het profiel van Simon op en wijzig zijn gegevens in die van mij. Nu alleen nog even een profielfoto uploaden en toevoegen. Dat doe ik morgen wel.  De rest van de ochtend verdiep ik me in de diverse documenten en lees en leer over alle procedures en processen binnen het bedrijf, welke werkzaamheden er van mij verwacht worden (Simon heeft met het documentje “veel voorkomende taken” een uitstekende inwerklijst achtergelaten) en waar ik zaken kan terugvinden. Appeltje, eitje dit! Het maandelijkse luchtalarm herinnert me eraan dat het alweer 12 uur is. Tijd voor de lunch dus. Mijn hart maakt een klein sprongetje. De lunch is immers het perfecte moment voor een informeel samenzijn met al mijn bloedmooie –sorry, herstel- dierbare collega’s. Gewapend met portemonnee en lunchtrommel begeef ik me enigszins overmoedig richting de kantine. Man, wat heb ik trek!

***

Na één van de beste lunches uit mijn carrière (damn, wat een vrouwelijk schoon werkt hier toch, ik kan er niet over uit) geniet ik nog even na op mijn kantoor met een kop koffie en krantje erbij. Niet dat ik echt mijn gedachte bij het nieuws kan houden.

Terwijl ik lees over de watersnoodramp in India denk ik aan de bevallige billen van Simone, de benen van Sonja denderen door het bericht over de ingestorte huizenmarkt heen en Sascha…ach, Sascha. Die komt tijdens elk artikel minimaal twee keer per regel bovendrijven in mijn hoofd. Wat een schoonheid.  Tja, zo schiet dat lezen ook niet echt op, bedenk ik me terwijl ik gedachteloos verder blader. Ergens achterin staan altijd wat stripverhalen, maar waar ook al weer. Ik blader terug en plotseling valt mijn oog op de pagina met rouwadvertenties. Noem me pervers, maar om de één of andere reden lees ik die blokken altijd even door. Om  te zien hoe oud iemand is geworden (en dan te verzuchten dat iemand een mooie leeftijd heeft bereikt of geschokt te reageren als het juist een jong iemand betreft), maar ook omdat er nog wel eens hele mooie teksten worden verwerkt in deze persoonlijke advertenties. Ik ben al heel wat poëtische pareltjes tegengekomen! Mijn blik glijdt over de pagina en blijft plotseling hangen bij de tweede advertentie. Ik voel het bloed uit mijn gezicht wegtrekken….

Als het leven een vijand wordt,

komt de dood als een vriend.

 

Met respect voor de beslissing die hij zelf heeft genomen, geven wij diep geschokt kennis van het overlijden van onze geliefde collega en vriend

Simon van Haren

Wij wensen familie en nabestaanden veel sterkte toe in deze moeilijke periode

Directie en medewerkers ‘t Zeephuis

De woorden dreunen nog even na in mijn hoofd. Dus daarom kon Simon mij niet inwerken vandaag. Waarom heeft niemand hier iets over gezegd? Misschien wilden ze me niet van slag maken, maar ik kan me ook voorstellen dat je het als collega’s onder elkaar toch moeilijk hebt met zoiets. En wat wordt er bedoeld met ‘de beslissing die hij genomen heeft’? Heeft Simon zelfmoord gepleegd? Maar waarom dan? Ik besluit er deze dag niet meer op terug te komen, maar morgen navraag te doen bij Stephan. De rest van de dag komt er nog maar weinig uit mijn handen. Ook al zou Simon het bedrijf al gaan verlaten, het innemen van zijn plek voelt nu toch een beetje als ‘de één zijn dood, is de ander zijn brood…’

Maart 2012

“Goedemorgen Serge, mag ik wat vragen?” Ik schrik op en klik snel mijn Facebookpagina weg. Niet dat iemand het echt erg zou vinden als ik af en toe privé zaken regel op kantoor denk ik, maar toch. Je wilt de schijn niet tegen hebben. Bovendien zou het vervelend zijn als juist zo’n knullig akkefietje zou leiden tot een functioneringsgesprek of erger. Ik wil er niet eens aan denken, na drie weken bij ’t Zeephuis wil ik nooit meer weg. Het bevalt me hier prima.  Oké, ik heb een beetje een valse start gemaakt bij binnenkomst door het ongelukkige toeval van Simon’s overlijden, maar Stephan had me de andere dag uitgelegd dat Simon al langer depressief was en dat dat ook de reden was waarom hij ontslag had genomen bij ’t Zeephuis. Hij had meer tijd voor zichzelf nodig. Om zijn hoofd leeg te maken. Spijtig genoeg was dat niet gelukt en –zoals ik al dacht- had niemand mij dit willen vertellen op mijn eerste werkdag. Ze wilden me niet onnodig van slag maken. Ik ben er heel even van ondersteboven geweest, maar begreep ook wel waarom hiervoor was gekozen. Want zeg nou eerlijk, het is toch een rare binnenkomer op je eerste werkdag.

“Natuurlijk Sascha, jij altijd dat weet je toch?” Sascha lacht me vanuit de deurpost verleidelijk toe en ik moet me inhouden om haar niet terplekke de liefde te verklaren. Zelfs na drie weken ben ik iedere dag weer onder de indruk van haar prachtige verschijning.  “Ik heb wat problemen met mijn telefoon, het lijkt wel of er iets van een breuk in de kabel zit ofzo. Anyway…het is verschrikkelijk onhandig, dus ik weet niet of je vanmiddag tijd hebt om er naar te kijken?”  “Ik kan nu wel even met je meelopen”, antwoord ik net iets te gretig. “Oh Serge, je bent geweldig. Dank je wel”. Sascha beloont me met een stralende glimlach. Als een kwispelend hondje loop ik achter haar aan naar haar kantoor. Ze gaat aan haar bureau zitten, belt een collega een kamer verder en laat zien wat het probleem is. Of beter gezegd, ze laat horen wat het probleem is. De lijn kraakt, het gesprek wordt een aantal keren onderbroken en tenslotte valt de verbinding gewoon helemaal weg. Ik knik. “Ik denk inderdaad dat het het kabeltje is, of de telefoonpoort waarop hij is aangesloten”. Aarzelend kijk ik haar aan. “In beide gevallen zal ik dan toch even onder je bureau moeten zijn ben ik bang”. Sascha schuift haar bureaustoel naar achter zodat er ruimte vrijkomt. “Kan ik hier dan wel gewoon blijven zitten? Ik moet namelijk nog heel veel werk afmaken”. Verbeeld ik het me nou, of gaf ze me zojuist een knipoog? Ietwat verlegen stamel ik “natuurlijk” en kruip op mijn knieën onder het bureaublad.

Al gauw traceer ik het probleem. Er zit inderdaad een breuk in de kabel. Kwestie van kabeltje vervangen en klaar dus. Eigenlijk ben ik nu klaar hier beneden, maar iets in me houdt me tegen om weer onder het bureau uit te kruipen. Dat iets zijn de benen van Sascha, die als twee prachtige blanke zuilen zich op nog geen dertig centimeter van mijn gezicht bevinden. Dichterbij de poort naar het paradijs kom ik nooit meer, bedenk ik me glimlachend. Even nog genieten van dit fraaie uitzicht. Plots verschuift de bureaustoel iets, ze pakt iets uit haar linkerlade waardoor de stoel een stukje op zij rijdt. Ik schrik en deins onwillekeurig een stukje achteruit. Waarbij ik (uiteraard, wat een schlemiel ben ik toch) mijn hoofd stoot tegen het bureau. Terwijl ik binnensmonds vloek, zie ik dat Sascha met haar rechterbeen heeft afgezet om de stoel te laten verrijden, maar dat dit been niet van zijn plek is geweest verder. Dit in tegenstelling tot haar andere been waardoor ik zowaar een nog beter uitzicht krijg onder haar rok. Ik houd mijn adem in. Dit gebeurt niet echt. Mijn muze, mijn droomvrouw, op nog geen –nou, wat is het?- twintig centimeter afstand. Op het moment dat ze terug beweegt met haar stoel en ik in een glimp van een seconde constateer dat ze ook nog eens geen slipje draagt, veer ik  –als een jochie wat betrapt wordt terwijl hij een koekje steelt- iets te snel omhoog. Weer stoot ik mijn kop, dit keer best hard. “Gaat het?” Sascha’s hoofd hangt onder het bureau en kijkt me bezorgd aan. “Eigenlijk moet je daar nu even iets kouds op leggen”. Ik knik en kruip beschroomd onder het bureau vandaan. Ze heeft gelijk, ik moet inderdaad hoog nodig even afkoelen.

“Even wachten hoor, er moet hier ergens een icepack liggen”. We staan in het kleine keukentje op de eerste verdieping. Sascha staat met haar rug naar mij toe en zoekt in de ijskast naar een zak met ijs om op mijn pijnlijke plek te leggen. De pijn in mijn hoofd verbleekt bij de scheuten elektriciteit die door mijn kruis heen schieten als ik haar onbeschaamd naar haar mooie, ronde billen staar. Blijkbaar voelt ze mijn ogen prikken in haar rug, want ze draait zich –naar mijn gevoel nogal plotseling- om. “Hier kijk eens, dit zou wat verkoeling moeten geven”. Ze is ineens heel dichtbij en legt het koele ijs op mijn hoofd. Er valt een ongemakkelijke stilte. Ik bedoel, mooie vrouwen zijn leuk om naar te kijken, maar als er plotseling nog maar 10 centimeter tussen ons in is te overbruggen word ik toch ook wel een beetje verlegen. “Werk je hier allang eigenlijk?”, probeer ik de stilte te doorbreken. “Mwah, zo’n jaar of vier nu denk ik”, antwoordt ze. “Maar het bevalt me hier prima eerlijk gezegd. Al is het alleen maar vanwege de personeelskorting die we krijgen op de Zeven Zonden lijn. Ik ben echt verslaafd aan die heerlijke zeepjes. Mijn favoriet is Superbia”. Ze komt nog iets dichterbij (ik schat de afstand op nog maar 5 centimeter…oh help, als ze maar niet te dicht tegen me aan komt staan, dan merkt ze direct dat ik nog een zak ijs nodig heb) en kijkt me ondeugend aan. “En hoe zit dat eigenlijk met jou? Wat is jouw favoriete zonde?”. Terwijl ze het vraagt werpt ze me een knipoog toe. Even ben ik in de war. Staat Sascha hier nu openlijk met mij (met mij??) te flirten of is ze echt geïnteresseerd naar welk blokje zeep mijn voorkeur uitgaat? Aangezien ik geen zin heb om op mijn bek te gaan, gok ik maar dat het laatste het geval is. Mijn gedachten draaien overuren…welke geuren waren er ook al weer?

Superbia dus, ijdelheid,

Avaritia (hebzucht),

Luxuria (lust),

Invidia (jaloezie),

Gula (gulzigheid),

Ira (wraakzucht) en

Acedia (gemakzucht).

Ik dreun het lijstje op in mijn hoofd, maar nog voordat ik antwoord kan geven vult Sascha het al voor me in. “Ik schat jou in op Avaritia, dat is ook iets meer een mannenluchtje”. Zie je wel…het ging haar toch om de zeep, denk ik teleurgesteld. “Volgens mij gaat het ook alweer wat beter met je hoofd”, gaat ze onverstoord verder. Ze brengt haar hoofd nog iets dichterbij. “Maar misschien wil je er nog een kusje op?” Ze trekt mijn gezicht naar zich toe en drukt haar lippen op mijn voorhoofd. Ik sta aan de grond genageld, die zag ik even niet aankomen. “Beter zo?”. Ze kijkt me indringend aan. “V-v-veel beter”, stamel ik. Ze beweegt haar hoofd naar beneden en onze neuzen raken elkaar heel even aan. Op dat moment wint mijn opwinding het van mijn verstand. “Je had het trouwens mis. Mijn favoriete zonde is Luxuria”, hoor ik mezelf zeggen vlak voordat ik Sascha vol op haar mond kus. Tot mijn grote verbazing wordt deze toenadering gretig beantwoord.

***“

“Mag je hier wel roken? Ik bedoel, is dat niet gevaarlijk?” Sascha neemt de sigaret van mij aan die ik zojuist voor haar heb aangestoken. “Welnee joh, en bovendien…hier komt toch niemand. Ik ben de enige die een sleutel heeft van de serverruimte” zeg ik triomfantelijk. Triomfantelijk is misschien niet het goede woord, want eigenlijk voel ik me euforisch. Wat zich net hier –anderhalf uur geleden-  afspeelde in deze donkere, bedompte ruimte had ik nog in geen miljoen jaar durven dromen. Sascha, een vrouw waar ik alleen maar van had durven dromen, had zich gewillig mee laten leiden naar beneden. Samen waren we de serverruimte in geglipt en tussen de saaiheid van alle bekabeling, servers en ledverlichting hadden we ons volkomen aan elkaar overgegeven. Om nu zitten we, in een soort van roes, naast elkaar tegen de muur geleund en delen we een sigaret. “Jij bent niet de enige met een sleutel trouwens”, corrigeert Sascha mij. “Meneer Bubbelzee zelf heeft toch overal toegang mag ik aannemen?” Ik knik. “Dat klopt, maar ik geloof niet dat hij hier zo snel zal komen hoor”, stel ik haar gerust. Sascha lijkt er niet op te vertrouwen.

Van het één op het andere moment neemt de nervositeit het over lijkt het wel. “Het lijkt me beter als we deze ruimte niet gelijktijdig verlaten. “ Ze is opgestaan en fatsoeneert haar kleding. Ze trekt haar rokje recht en geeft me een vluchtige kus op de wang. “Neemt niet weg dat dit wel voor herhaling vatbaar is, wat mij betreft”, fluistert ze in mijn oor voordat ze de ruimte verlaat. Als verdoofd blijf ik zitten, starend naar de deur waaruit zojuist mijn droom vertrok. ‘Voor herhaling vatbaar’, de woorden dreunen na in mijn hoofd. Ik voel me de gelukkigste man op aarde. Na ruim een half uur besluit ik dat het tijd wordt om weer aan het werk te gaan. Ik sta op, doe mijn rits dicht en stop mijn overhemd weer in mijn broek. Nog geen tel later is het plotseling aardedonker. De stroom is blijkbaar uitgevallen.

Gedesoriënteerd voel ik om mij heen. Links de muur, rechts de serverkast. Als een blinde zonder stok beweeg ik mij langs de muur richting de deur. Dan, als ik er bijna denk te zijn, gaat de deur open en glijdt een lichtbundel naar binnen. Het voelt alsof de temperatuur in de ruimte plotseling 10 graden daalt. Er verschijnt een silhouet in de deuropening, onmiskenbaar van de directeur. Hij richt zijn zaklamp recht in mijn gezicht, met mijn handen scherm ik mijn ogen af. “Oh, jij was er al zie ik. Wat een doortastende huismeester hebben wij toch aan jou”, raspt zijn donkere stem door de kille ruimte. “Volgende keer alleen een lamp meenemen misschien?” Hij loopt mijn kant op en in het zwakke schijnsel van de zaklamp zijn de scherpe contouren van zijn gezicht goed zichtbaar. Hij gaat langs me heen richting de stoppenkast die zich ook in deze ruimte bevindt en klikt de hoofdschakelaar omhoog. Het licht in de ruimte –en naar ik mag aannemen in de rest van het gebouw- gaat weer aan. Met een klein lachje passeert hij me weer en duwt de zaklamp in mijn handen. “Volgende keer aan denken…een klein beetje verlichting kan nooit geen kwaad”. Hij geeft me een knipoog die ik niet kan plaatsen en laat mij verbaasd achter.

Terug op mijn werkplek zet ik de lamp op mijn bureau en start mijn computer opnieuw op. Leuk zo’n stroomuitval, maar het levert wel veel vertraging op. Sowieso loop ik wat achter na mijn avontuur van vanochtend met Sascha. Sascha….dromerig zak ik achteruit in mijn stoel en denk terug aan wat er die ochtend is voorgevallen. Zou zij nu ook zo gelukzalig achter haar bureau zitten? Ik log in op mijn computer en check via systeembeheer of er zich naar aanleiding van de stroomstoring nog rare dingen hebben voorgedaan. Ik zie dat er 25 mensen zijn ingelogd, iedereen is dus snel en moeiteloos weer overgegaan tot de orde van de dag gelukkig.

Net voor ik het scherm wil dichtklikken, zie ik dat er –net als een paar weken geleden- een afwijkend IP adres in de lijst staat.

198.168.1.4

198.168.1.5

198.168.1.6

198.666.1.1

Vreemd, hoe kan dat nou toch weer? Ik klik het IP adres aan en zie dat het gekoppeld is aan het account van…van Sascha. Mijn adem stokt even, ik snap niet goed hoe dit kan. Vorige keer had ik het al gecheckt en er wordt bij ’t Zeephuis echt maar met één server gewerkt. Dus hoe kan er dan iemand hier ingelogd zijn op een ander IP adres? Lang de tijd om erover na te denken heb ik niet, want op dat moment hoor ik vanaf de eerste verdieping hysterisch gegil.

Ik spring op en wil gaan kijken waar het geluid vandaan komt. Voordat ik mijn kantoor verlaat, steek ik de zaklamp in mijn achterzak. Je weet maar nooit. Ik neem de trap met twee treden tegelijk en sta al snel in de hal die volstaat met collega’s. Ze hebben zich verzameld onderaan de trap die van de eerste verdieping naar de hal leidt. Aan de ontzetting in hun gezichten is te zien dat er hier zojuist iets vreselijks is gebeurd. Ik wurm mezelf tussen de anderen en baan me een weg naar voren.  Vol afgrijzen zie ik waar iedereen als versteend naar staat te kijken. Onderaan de trap ligt het levenloze lichaam van een volmaakte, roodharige vrouw.

Sascha.

 

 Juli 2012

Het is alweer 13 weken geleden dat Sascha van de trap viel, maar nog iedere ochtend als ik de hal binnenloop zie ik haar ontzielde lichaam weer liggen. Een noodlottig ongeval. Een bizar ongeval, net op het moment dat het geluk me leek toe te lachen. Ik weet niet of ik hier ooit nog overheen kom, denk ik somber. Ik sjok de trap af naar beneden, doe het licht aan in mijn hok en hang mijn jas op. Een stemmetje in mij zegt dat ik misschien toch maar eens na moet gaan denken over een andere baan, dit wordt nooit meer wat het was. Een ander stemmetje haalt me juist weer over om te blijven. Los van het tragische incident met Sascha is het nog steeds een wereldbaan. Ik ben hier volkomen vrij in mijn doen en laten, heb ontzettend leuk werk en ja, de collega’s zijn nog steeds bloedmooi, al halen ze het niet bij haar… En ach, ik heb af en toe nog wel mijn sombere dagen, maar het dagelijks leven gaat natuurlijk ook gewoon door.

Op de automatische piloot zet ik mijn computer aan, log in en kijk op het planbord naar mijn indeling voor vandaag. Tussen alle geplande klussen in staat met een rode stift geschreven niet vergeten: Simone wordt 30, gebak om 10.00 uur !  Och ja, dat is waar ook. Maar goed dat Sandra zo attent was om dat hier op het bord te schrijven, want wat dat betreft ben ik een typische man. Ik vergeet dat soort dingen altijd. Ik kijk op mijn horloge, negen uur, nog een uurtje te gaan dus. Laat ik dat dan maar nuttig besteden met wat administratieve klussen.  Om tien uur begeef ik me naar boven waar het al gezellig druk is aan het bureau van Simone. “Jij bent eerste die hier haar dertigste verjaardag heeft gehaald”, lacht Sandra terwijl ze een stuk taart aanpakt van Simone. “Ik weet het”, antwoordt Simone terwijl ze de slagroom van haar vingers likt. “Stephan heeft niet goed opgelet bij het verlengen van mijn contract zullen we maar zeggen. Hé Serge, ook een stukje appeltaart?” “Eerst even zoenen natuurlijk, zo’n kans laat ik niet voorbij gaan!”antwoordt ik gevat.  Ik geef Simone drie zoenen en ga op de rand van haar bureau zitten. Sandra duwt me een bordje taart in mijn handen. “Wat is dat toch eigenlijk hier, dat er geen vrouwen boven de dertig zouden mogen werken?” Mijn woorden lijken in te slaan als een bom, want het net nog zo vrolijke gezelschap valt in één keer helemaal stil. De stilte wordt doorbroken door Simone, die lacht om de reactie van de rest. “Dat soort dingen zeggen we hier niet hardop Serge”. Ze knipoogt. “Maar het is algemeen bekend dat meneer Bubbelzee hecht aan representatieve werkneemsters en daarbij ook een leeftijdscriteria hanteert. Maar ja, als je er zoals ik nog zo goed uitziet op je dertigste, dan is het niet raar dat er voor mij een uitzondering wordt gemaakt”. “En net zei je nog dat het een fout in je contract was?” fluistert Sandra. “Dat hoeft toch niemand te weten? Ik denk graag dat het aan mijn natuurlijke schoonheid ligt, dat er dit soort fouten wordt gemaakt”, lacht Simone de opmerking weg.

Sonja die aan de andere kant van het bureau staat, trekt haar wenkbrauwen op. “Pas maar op met al die ijdelheid, je kent het spreekwoord! Hoogmoed komt voor de val”. Simone draait zich om naar Sonja en kijkt haar smalend aan. “Volgens mij ben jij gewoon jaloers”, snauwt ze haar toe. “Bovendien, hoogmoed en ijdelheid passen wat dat betreft perfect bij de Zeven Zondenlijn, dus ik blijf hier nog wel even”. Met een klap zet ze haar bord neer op het bureau en werpt Sonja nog een venijnige blik toe. “Het feest is voorbij mensen, we gaan weer aan het werk! Bedankt voor jullie cadeaus.” Zonder iemand nog een blik waardig te gunnen schuift Simone haar stoel naar achteren en gaat driftig zitten typen. Zuchtend laat ik mezelf van haar bureau afglijden en loop terug naar mijn kantoor. Dat is wel een nadeel van werken met vrouwen, bedenk ik onderweg gelaten…ze zijn prachtig om naar te kijken, maar onder elkaar is het een pinnig en jaloers volkje.

De rest van de ochtend breng ik door in de serverruimte. Ik controleer de bekabeling, check of alles nog naar behoren werkt en ruim hier en daar wat op. Her en der liggen papieren, er staan reserve onderdelen van computers en er ligt stof…veel stof. Het is ook in ieder bedrijf hetzelfde, mopper ik in mezelf terwijl ik een stapel ordners afstof en in één van de aanwezige kasten terugzet. De serverruimte doet vaak ook ongevraagd dienst als rommelhok. Ach, het is sowieso een multifunctionele ruimte bedenk ik me glimlachend, als ik terugdenk aan mijn spannende avontuurtje met Sascha hier op de vloer. Terwijl ik terugdenk aan de gelukkigste uren van mijn leven, zie ik tussen de muur en de kast waar de server in staat, een klein, spiraalachtig voorwerp liggen. Ik buk om het op te rapen en zie dat het de bovenkant van een notitieblokje is. Nog meer rommel, het lijkt wel of die Simon hier alles zomaar neergooide vroeger, het was niet echt een heel nette man als je het mij vraagt. Ik trek aan de spiraalvormige bovenkant, maar het notitieblokje geeft geen centimeter mee. Ik trek nog een keer, maar zonder resultaat. Zuchtend laat ik me op mijn knieën vallen en peuter aan het papieren blokje. Voorzichtig geeft het een beetje mee. Na wat wringen en pulken heb ik het eindelijk te pakken. “Vertrouwelijk” staat er voorop het blokje vermeld. Echt zo’n woord wat direct uitnodigt om erin te gaan lezen, denk ik gniffelend. Nieuwsgierig sla ik het eerste blad om. Helaas kom ik niet aan lezen toe, want op dat moment begint het TL licht in de ruimte te flikkeren om vervolgens helemaal uit te vallen. Nee hè….niet weer….gelukkig heb ik sinds de vorige keer standaard mijn zaklamp bij me en weet ik binnen no time de stoppenkast te vinden. Ik haal de hoofdschakelaar over. Het licht gaat weer aan. Al met al heeft het misschien maar vijf minuten geduurd, maar het was genoeg om de herinnering van die akelige dag in maart weer te doen herleven. Ik denk aan Sascha en voel kippenvel over mijn hele lijf. Ik steek het notitieblokje in mijn kontzak en laat de boel verder de boel. Ik ga morgen wel weer verder met opruimen. Mijn hoofd staat er nu even niet meer naar. Ik sluit de serverruimte af en loopt terug naar mijn hok.

“Serge, snel…ken jij de Heimlichgreep? Jij hebt toch je EHBO diploma?” Sandra komt in volslagen paniek de trap afgerend en houdt me tegen. Ze pakt mijn overhemd met twee handen beet en trekt me met zich mee. Vragend kijk ik haar aan. “Het is Simone…ze-ze stikt, kom snel. Kom snel mee…” Ik ren achter haar aan de trap op en krijg onderweg, in hijgende telegramstijl van Sandra mee wat er aan de hand is. “Appeltaart….wou hap nemen….walnoot dwars…blauw aangelopen”. Met iedere stap die we dichterbij komen, komen de woorden hysterischer uit haar mond. Samen rennen we naar de werkplek van Simone, waar een handjevol collega’s verschrikt staat toe te kijken hoe Stephan probeert om Simone te reanimeren. “Heimlich al geprobeerd?” informeer ik kortaf als ik aan de andere kant van het lichaam neerkniel. Somber knikt Stephan me toe, terwijl hij doorgaat met reanimeren. Niet in paniek raken nu. Niet in paniek raken. Ik spreek mezelf streng toe en maak me klaar om Stephan na de volgende serie hartmassages af te lossen. Ik probeer het geroezemoes om ons heen te negeren, maar dat lukt niet helemaal. Ik hoor iemand verzuchten “niet weer hè”. Verderop staan twee vrouwen te huilen. “Houdt het dan nooit op hier”, klinkt het snikkend. Ik probeer me af te sluiten voor de omgeving en te focussen op Simone. In de verte hoor ik een sirene, het geluid verstomt en nog geen tel laten stormen ambulancemedewerkers de werkvloer op en nemen het van ons over.

Terwijl de één reanimeert, voert zijn collega ter plaatse een tracheostomie uit, waarbij hij een gaatje in de keel maakt en een klein buisje inbrengt om zo de luchtpijp van zuurstof te voorzien. Snelle, professionele handelingen die ervoor zorgen dat er voelbaar bij iedereen iets van een sprankje hoop opkomt. Heel even maar. Want dan zie ik –en met mij vele collega’s- hoe de ambulancebroeders hun hoofd schudden en de ogen van Simone sluiten. Op Stephan na (één contactpersoon is genoeg) wordt iedereen verzocht de ruimte te verlaten. “Ik stel voor dat jullie allemaal even een vrije middag nemen”, roept Stephan ons nog na. Eerst maar even naar mijn eigen plek terug, denk ik bij mezelf. De adrenaline giert nog door mijn lijf.

Als ik de trap naar beneden wil nemen, zie ik nog net hoe meneer Bubbelzee de serverruimte verlaat. Wat heeft hij daar nou te zoeken? Blijkbaar spreekt mijn gezicht boekdelen, want als hij mij passeert op de trap kijkt hij mij streng aan. “Zijn er problemen Serge?” krast hij me toe. Op dat moment knapt er iets in me. “Leuk dat u het vraagt, meneer de directeur”, antwoordt ik op sarcastische toon. “Er is inderdaad een klein probleempje. Eén van uw medewerksters heeft zojuist het loodje gelegd”. Ik schrik van mezelf, het zal de spanning wel zijn, maar het is niet echt heel handig om zo’n toon aan te slaan tegen je hoogste baas. “Wat treurig Serge, dat je dit in korte tijd twee keer hebt moeten meemaken”, hij kijkt me uitdagend aan.

“Ik zal jouw gedrag hier op dit moment door de vingers zien, ik kan me voorstellen dat je geschrokken bent en eventjes jezelf niet bent. Maar weet dat ik het niet tolereer als je nogmaals zo’n toon tegen me aanslaat”. Hij knikt kortaf en loopt door naar boven. Verbaasd kijk ik hem na. Hij heeft niet eens geïnformeerd wat er aan de hand is en om welke medewerker het ging…..

***

Ik schenk mezelf een sterke kop koffie in en ga achter mijn bureau zitten. Eigenlijk mag ik niet roken op mijn werkplek, maar na wat er zojuist is gebeurd kan dat me eigenlijk geen reet meer schelen. Ik diep een pakje Marlboro op uit mijn borstzak en steek een sigaret op. Ik kan niet bevatten wat er zojuist is gebeurd. Arme Simone, notabene op haar verjaardag. Ik heb in mijn hele werkende leven nog nooit een collega verloren en in die paar maanden dat ik bij ’t Zeephuis werk nu al twee. Drie eigenlijk, als je Simon meetelt. Wat een macaber toeval als je er over nadenkt. Ik wil gaan verzitten als ik voel dat er iets in mijn achterwerk prikt. Oh ja, dat notitieblokje, dat is waar ook. Ik haal het uit mijn kontzak en leg het op mijn bureau. “Vertrouwelijk” lacht de voorkant me toe. Ik sla het blokje open en zie wat losse, nietszeggende krabbels van Simon over inlogcodes en wachtwoorden. Pfff…wat een dooddoener.  Dat krijg je nou als je nieuwsgierig bent, dan valt het altijd tegen. Ik neem nog maar eens een flinke haal van mijn sigaret en blader ongeïnteresseerd verder.  Een haastige krabbel, halverwege het boekje, trekt mijn aandacht.

’t Zeephuis = Zeepbel   (te mooi om waar te zijn)

Ik frons mijn wenkbrauwen, wat is dat nou…stuit ik hier nu op de poëtische zielenroerselen van Simon? Nieuwsgierig  blader ik verder. De volgende bladzijdes staan vol met korte aantekeningen en krabbels over ’t Zeephuis. Drie pagina’s staan vol met namen, namen van werknemers van ’t Zeephuis.

Sandra,  Senna , Simon,  Selma,  Simone, Stefanie, Sabine,  Sascha, Sandra, Stephan…..

Allemaal met voorletter S !!!!!!!

Ja, dat was me ook wel opgevallen. Alle medewerkers van ’t Zeephuis hadden naast hun gezamenlijke werkgever nog één ding gemeen: de beginletter van hun voornaam. Ik had het eigenlijk altijd als een grappige toevalligheid gezien. Aan de hoeveelheid uitroeptekens in Simon’s aantekeningenboekje, vond hij het wat minder amusant.

Ik sla nog een bladzijde om en staar als met stomheid geslagen naar de aantekeningen. Wat is dit in hemelsnaam?

S = scheikundig symbool voor zwavel

Op de volgende regel staat de naam van meneer Bubbelzee, de letters zijn doorgekrast en onder zijn naam staan verschillende combinaties van diezelfde letters. Ook allemaal doorgekrast. Op de onderste na. Ik geloof mijn ogen niet.

Bubbelzee = Beëlzebub

Betekenis: vorst van demonen, koning der vliegen

 Zwavel, Beëlzebub….waar gaat dit over? Denkt hij soms dat meneer Bubbelzee de duivel is? Onwillekeurig moet ik grinniken. Oké, het is een enge vent, maar de duivel? Lijkt me niet echt heel realistisch. Dan denk ik terug aan mijn eerste ontmoeting met Simon en zijn woorden bij ons afscheid. “Doe het niet, hoor je me! Je gaat er spijt van krijgen.”  Wat hier staat klinkt dan misschien wel als volkomen onzin, maar feit blijft dat Simon wel oprecht angstig overkwam die dag als ik er nu aan terugdenk. Een bladzijde verder staat met grote statige letters geschreven: 

Zeven zonden, geen zonde blijft onbestraft

Daaronder een lijst met data en namen.  Achter iedere naam een kruisje en….een IP adres. Ik hap naar adem, voel hoe mijn maag zich omdraait en dwing mezelf om verder te lezen.

12-4-2011       Sarah Engelhart         …                     IP adres 198.666.1.1 Jaloezie

31-8-2011       Samantha Goossens  …                     IP adres 198.666.1.1 Wraakzucht

02-09-2011     Suzanne Lovers         …                     IP adres 198.666.1.1 Lust

23-01-2011     Sylvia van Oosten     …                     IP adres 198.666.1.1 Jaloezie

Dat is…dat is hetzelfde IP adres waar Sascha de laatste keer op ingelogd was. Maar ook Simon, voordat hij…voordat hij… Ik voel me licht in mijn hoofd worden. Dit kan niet. Dit kan toch niet? De lijst bevat zo’n 28 namen, ik lees verder en zie een paar onduidelijke  krabbels staan  onderaan de bladzijde.

666 = duivelsgetal

Stroomuitval = doodsaankondiging

Stroomschakeling zorgt voor doorschakeling naar ander IP adres.

Server onbekend, stroombron onbekend.

Server onbekend. Het is iets dat me tot op de dag van vandaag wel heeft beziggehouden. Nog steeds heb ik niet kunnen ontdekken waar dat andere IP adres vandaan komt, laat staan op welke server wordt ingelogd. Feit is dat er hier beneden maar één server staat. Ik denk terug aan dat moment, tien minuten geleden. Wat deed meneer Bubbelzee daar straks  eigenlijk in de serverruimte? Met een schok keer ik terug naar de werkelijkheid. Simone! Ik haal mijn computer van schermbeveiliging af en klik snel door naar de map systeembeheer. Ik scroll pijlsnel door de lijst met IP adressen. Het zijn er niet veel, aangezien Stephan iedereen naar huis heeft gestuurd, dus ik kan het overzicht met één blik overzien. Ik voel hoe het koud wordt om me heen, als ik tussen alle IP adressen één afwijkend adres ontwaar.

IP adres 198.666.1.1

Ik voel me misselijk worden en ren naar het dichtstbijzijnde toilet. Ik leun op het fonteintje en kijk naar mijn gezicht in de spiegel. Mijn linkerooglid trilt. Ik gooi een plens water in mijn gezicht en probeer helder na te denken, wat maar met moeite lukt. De hele tijd zie ik het gezicht van Bubbelzee voor me. Met een schok herinner ik me de woorden die hij tegen mij zei tijdens onze eerste kennismaking. “Doe niet als Simon, maar beweeg gewoon met de stroom mee…..”

Op dat moment valt het licht uit.

4 Reacties to “Met de stroom mee”

  1. Tineke Jongenotter 12 februari 2014 bij 11:53 #

    Goed en spannend kort verhaal.

  2. sonja 16 februari 2014 bij 21:17 #

    Sjonge. Heel spannend!

Trackbacks/Pingbacks

  1. De week van het korte verhaal | feetjeblogt - 11 februari 2014

    […] Voor wie nieuwsgierig is geworden naar het verhaal zelf…ik grijp de week van het korte verhaal aan om mijn inzending hier te posten. […]

Plaats een reactie